Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ziet, [51]zij zullen zich zekerlijk vergaderen, [doch] [52]niet uit Mij; [53]wie zich tegen u vergaderen zal, die zal [54]om uwentwil vallen. 51. Anders: [maar] wie zich tegen u in u, [dat is in uw land] vergadert; verstaande de verraders des lands. Anders: zie daar zullen zich [enigen] als vreemdelingen [bij u] onthouden. 52. Dat is, buiten mijn bevel. 53. Anders: maar wie zich als een vreemdeling bij u onthouden zal tegen u, die zal moeten vallen; of, die zich met u vergadert, tegen u zijnde, zal vallen. 54. Of, voor u vallen; dat is te gronde gaan, of te schande komen.